Droom kwam niet meer uit

Verlovingsfoto van Abraham en Chancie

Na tien jaar eindigt de boekenserie Joodse Huizen, verhalen van vooroorlogse bewoners die herinneren aan het eens zo rijke Joodse leven in Nederland. Het laatste deel van het boek neemt de lezer onder andere mee naar Den Haag, Naaldwijk en Voorburg.

De Weteringkade was voor de oorlog een van de mooiste straten van Den Haag met statige panden, een rustiek sluisje, klassieke straatlantaarns en lommerrijk groen. Er waren veel winkels en joodse bedrijven in dit deel van de Rivierenbuurt. De rustige sfeer van toen is nu verdwenen en vervangen door druk verkeer vanaf het Schenkviaduct.

Op nummer 27 wonen sinds april 1939 Abraham en Chancie Bachrach-Gottlieb met hun kinderen Hij man van 3 en Thea Henriëttte van 1 jaar. Het gezin is in goeden doen: Abraham (ookAby genoemd) is procuratiehouder bij een drukkerij die het Nieuw IsraëlietischW eekblad uitgeeft. Ook is hij leraar boekhouden en verzorgt hij de administratie van kleine bedrijfjes en particulieren.

Vluchtelingenkamp

In het boek schrijft een familielid over ‘een momentje’ in april 1939 als de ouders van ‘Aby’ sabbatavond komen vieren. De stemming wordt bepaald door de laatste actuele gebeurtenissen. Chancie is teleurgesteld dat een neefje, die in een vluchtelingenkamp woont, niet bij hen mag wonen omdat haar schoonvader tbc heeft.

Maar ‘Aby’ is juist opgetogen na het horen van een Rijksdagrede van Hitler op de radio. Hitler zou garanties willen geven voor het vertrek van Joden uit Wenen. Aby hoopt dat de Weense familie een veilig heenkomen kan vinden, nadat eerder al een speciaal transport van rabbijnen en ‘religieuze opvoeders’ in Engeland is aangekomen.

Later in 1943, als de Jodenvervolging in volle gang is, vraagt Chancie of haar jongste kind Klara (1942) kan onderduiken bij de moeder van de schrijfster. Maar die durft het niet aan: ze kan zelf worden vervolgd, omdat ze een Joodse vader heeft. De hele familie van de Weteringkade 27 komt uiteindelijk om het leven in de concentratiekampen Auschwitz en Sobibor.

In Voorburg willen Ferdinand Silberberg en zijn vrouw Lilly een nieuw leven beginnen na hun vertrek uit Duitsland. Ze kopen in 1933 een woning aan de Laan van Leeuwesteyn in Voorburg, huisnummer 90. Deze woning heeft allure: drie verdiepingen, uitzicht op een vijver, kamers en suite met glas-in-looddeuren. Ferdinand is zakenman en neemt een papierwarenfabriek en drukkerij over.

Zeven jaar

Maar terwijl Ferdinand in zijn oude woonplaats Hanau een actieflid was van de Joodse gemeenschap, houdt hij zich daar in Den Haag verre van. Hij bezoekt hier de synagoge niet en winkelt niet in de Joodse buurt. Ook Ferdinand en Lilly mogen maar zeven jaar van hun mooie huis genieten.

In september 1940 komt de verordening dat alle joden de kuststreek binnen drie dagen moeten verlaten. Met alleen een paar koffers vol kleding vertrekt het echtpaar naar Gouda. Daar worden ze in oktober 1942 gearresteerd en later komen zij om in Auschwitz.

Het boek Joodse Huizen vertelt ook het verhaal van de slager Levie van Teijn en zijn vrouw Daatje Wol( Ze kijken vanuit hun huis in Naaldwijk uit over een eeuwenoud plein met het oude raadhuis uit 1561 op de hoek. Levie is lid van het bestuur van de synagoge in het dorp en leidt er vaak diensten.

Hun oudste zoon Anton is kunstenaar en woont in Parijs, waar hij schilderijen maakt. Hun jongste zoon Gerard wil slager worden, maar die droom zal niet meer uitkomen. Ook Gerard, Daatje en Ferdinand keren niet meer terug uit het concentratiekamp.

Joodse Huizen 10, Amphora Books (22,50)

Publicatie: Haagsche Courant, 30 april 2024
Geschreven door: Hans Hemmes